Musée L pakt groots uit
Het gebeurt niet vaak dat een universiteit een grootschalig museum opzet, of toch niet in België. De UCL heeft die stap wel gezet in Louvain-la-Neuve en maakt zich op om het nieuwe Musée L in november open te stellen.
“L” is niet alleen de beginletter van Louvain, maar ook van “link”, een plek dus die uitnodigt tot dialoog, openheid en toenadering tussen wetenschap en kunsten. Het initiatief mag dan ongewoon zijn, de plek is dat zeker ook aangezien de collecties worden ondergebracht in de oude bibliotheek van wetenschap en technologie, een realisatie van architect André Jacqmain die voorkomt op de Waalse Erfgoedlijst.
Na tweeëneenhalf jaar restauratiewerken opent de UCL het allereerste grootschalige universiteitsmuseum in België. Het beslaat 5.800 m2, waarvan 3.800 m2 toegankelijk is voor het publiek.
Bijzonder aan het nieuwe museum is de dialoog tussen de kunst- en wetenschappelijke collecties van de UCL en drie labs (laboratoria) waar de bezoekers de werken zelf kunnen ontdekken, zowel materieel als technisch.
Dit is wat eraan voorafging. De digitale evolutie, onder meer, heeft ervoor gezorgd dat bibliotheken niet langer nood hebben aan een gebouw als dat van de Bibliothèque des Sciences et Technologies, ook al stond dit lange tijd symbool voor de oprichting en uitbreiding van Louvain-la-Neuve en de UCL. Parallel daarmee begon het bestaande museum van de UCL een beetje krap te zitten in zijn oude lokalen die niet zo aanwezig waren in de stad. Er werd dus een nieuw scenario uitgeschreven: de bibliotheek, omgevormd tot learning centre, verhuisde naar een chemiegebouw dat voor de gelegenheid eveneens werd gerenoveerd, terwijl het meteen duidelijk was dat het verlaten gebouw van André Jacqmain zou dienen als nieuwe thuishaven voor het Musée L. Met haar sterke identiteit in het universiteits- en stadsleven gaat deze ruimte dus een tweede leven tegemoet dat helemaal in overeenstemming is met haar rijke geschiedenis en aura. Ze werd ingericht en van meubels voorzien door ontwerper Jules Wabbes, die vroeger op talrijke werven met André Jacqmain heeft samengewerkt en wiens meubilair gedeeltelijk opnieuw wordt geïntegreerd, zoals deurklinken, trapleuningen en bibliotheekhoeken of de monumentale verwarmingskoker. Jules Wabbes ontwierp overigens het interieur van de vliegtuigcabines van Sabena in de jaren ’50 van de twintigste eeuw en de directieruimte van Glaverbel in Brussel in de jaren ’60 van vorige eeuw, evenals van het Gemeentekrediet, enz. Het ontwerp en de inrichting van 400 studentenwoningen die in Louvain-la-Neuve door verschillende architecten - onder wie Fettweiss, Guillissen-Hoa, Lemaître, Vancoppenolle, Noterman-Coulon en Humblet - werden gebouwd, zijn eveneens van zijn hand.
Waar Boeddha in dialoog treedt met een Afrikaans masker
Wat er ook van zij, het nieuwe Musée L geeft de mogelijkheid om de collecties van de UCL breder uit te spelen en ervoor te zorgen dat ze door zoveel mogelijk mensen kunnen worden gewaardeerd, dankzij een betere zichtbaarheid en belangrijk museografisch werk. De museumcollecties zijn zowel afkomstig van professoren van de UCL als uit belangrijke privéschenkingen. Je vindt er zowel werken van Rembrandt, Picasso, Magritte, Delvaux, Alechinsky of Goya als middeleeuwse voorwerpen of archeologische en etnografische vondsten, natuurhistorische specimen, machines, instrumenten en uitvindingen afkomstig uit de wetenschappelijke en didactische collecties van de universiteit. Dit geheel wordt aangevuld met films, archieven en kostbare manuscripten en nodigt uit tot een reis doorheen de tijd, van de oudheid tot de eenentwintigste eeuw.
Aangezien interactiviteit niet meer weg te denken is uit het hedendaagse museum zijn drie labs voorzien waar de bezoekers de collectie kunnen aanraken, werken met gravures, nieuwe afgietsels maken, werken overdoen in 3D en kleur, spelen, creëren, … Het parcours uitgestippeld door het Nederlandse scenografiebureau Kinkorn, dat tevens instond voor de museografie van het Antwerpse MAS, steunt op volgende vijf thema’s: zich verwonderen, zich vragen stellen, doorgeven, ontroerd worden en beschouwen. Het consigne van Kinkorn voor deze werken bestond erin de architectuur van het gebouw te respecteren en tot haar recht te laten komen door de soberheid van het meubilair en een uitgekiende lichtinval en verlichting. De vitrinekasten, sokkels en grafische vormgeving zijn het werk van de firma Potteau, die eveneens verantwoordelijk is voor de scenografie van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika waar renovatiewerken aan de gang zijn.
Beton in de schijnwerpers
De zeer typische architectuur van de vroegere bibliotheek was nochtans niet geschikt om er een museum in onder te brengen. De werken dienden dus zorgvuldig aangepakt te worden om enerzijds de kwaliteiten van het gebouw te bewaren en te onderstrepen en het anderzijds af te stemmen op zijn nieuwe functie.
De renovatie werd toevertrouwd aan de UCL-architecten Michel le Paige en Carole Deferière, twee burgerlijke ingenieurs-architecten die als missie hadden de leesbaarheid van de binnenruimtes te verbeteren, natuurlijk licht binnen te laten, onthaalruimte te voorzien voor het publiek (shop, pedagogische ruimtes, auditorium…) en het dominante zichtbeton te sublimeren. “We hebben de voorkeur gegeven aan een extreem simpele taal door de gebruikte materialen te verminderen om de aanwezigheid van beton in de schijnwerpers te zetten. Dat was het originele concept van de architect André Jacqmain. Wij willen een hedendaagse architectuur met zuivere, discrete lijnen. Tegelijk willen we de energieprestaties en de toegankelijkheid van het gebouw verbeteren om het aan te passen aan zijn nieuwe invulling”, verklaren de architecten van de UCL.
Andere ingrepen betroffen de toevoeging van een goederenlift voor grote stukken tegen de achtergevel, een nooduitgang, de reparatie van het dak dat tevens met 12 cm verhoogd werd om het beter te kunnen isoleren, het reinigen en polijsten van het beton, de plaatsing van nieuwe, zwartmetalen raamkozijnen met dubbel glas die vrijwel identiek zijn aan de originele, donkerbruine kozijnen, … De ingrepen mochten niet te fel opvallen. De verplaatsing van de tot dan toe vertrouwelijke ingang naar een brede uitsparing in een zijgevel vormt de enige noodzakelijke uitzondering op die regel. Die maakt het mogelijk om via een dubbel zo hoge sluis de inkomhal binnen te komen. Het nieuwe liftvolume dat erbij kwam langs de oostgevel werd op dezelfde manier behandeld als de originele gevels: in ruw beton met bekisting van dunne planken. Toch komt het lichtjes los van het gebouw via twee verticale groeven.
Carole Deferière hertekende enkele deuren in de geest van de deuren die indertijd door Jules Wabbes werden bedacht.
De ventilatie, tot slot, werd in de originele koperen bekleding behouden en in kokers met roosters waarop het logo van het museum te zien is.
De werkzaamheden hebben tweeëneenhalf jaar geduurd. Vijftig personen hebben dagelijks aan de realisatie ervan gewerkt, maar het hele project heeft uiteindelijk vijf jaar in beslag genomen.
Maarten Meevis en Frederik De Wal van het bureau Kinkorn hielden dezelfde lijn aan, steunend op minimalistische ingrepen. De moeilijkheid zat ’m hier in de opsplitsing van de collecties per verdieping, met behoud van de dialoog en de link tussen de verschillende onderdelen. De planning onderging eveneens enkele wijzigingen omdat het beton te droog was en de binnenruimte een grotere vochtigheidsgraad vergde. Het tegendeel komt vaker voor…
De plafonds van slechts 2,2 m hoog vormden een andere belangrijke uitdaging. Ze bemoeilijkten de keuze van de verlichting, omdat een te lage verlichting de bezoekers kan verblinden. Om dit euvel te vermijden, koos het bureau Kinkorn voor een minimaal aantal rails die systematisch tegen het plafond werden bevestigd. Dankzij hun fijne afwerking werpen ze geen schaduwen.
Publiek/privaat/mecenaat partnership
Dominique Opfergelt, algemeen bestuurder van de UCL, beheerde het financiële gedeelte van het project dat we als een publiek/privaat/mecenaat partnership kunnen bestempelen. Grosso modo kan gesteld worden dat 30% van de financiering werd ingebracht door private sponsors, 10% door diverse stichtingen, 40% door de overheid (Waals-Brabant, de Fédération Wallonie-Bruxelles, het Waalse Gewest, de Nationale Loterij en de UCL) en de overige 20% door bedrijven. Anderen hebben giften in natura gedaan. Zo schonk Duravit de sanitaire installaties, AGC het glas (met inbegrip van de vitrinekasten) en Eternit de dakmaterialen. Met de renovatie van het gebouw is een investering van 7,4 miljoen € gemoeid. De scenografie kost 2,3 miljoen € en de omgevingswerken (kleine tuin, parking) 700.000 €, wat het totaal op 10,4 miljoen € brengt.
Hoewel deze renovatie niet de meest ecologische is gezien de aard en de status van het gebouw zal de UCL jaarlijks toch zo’n 17.000 m3 gas besparen dankzij de dakisolatie en de vervanging van alle ramen.
Andere veelzeggende cijfers: de verhuis van de werken zal 800 kisten vergen vervoerd in 80 ritten, goed voor een volume van 530 m3, verdeeld over 180 palletten, ingepakt met 5,4 km plastic folie. Het universiteitsmuseum biedt nu immers onderdak aan meer dan 32.000 werken waarvan er 1.500 uitgestald worden. Veertig jaar geleden bestond de collectie uit zo’n 4.000 voorwerpen. Afspraak dus voor een reis doorheen de tijd, wetenschap, kunsten en architectuur op 19 november.