De toekomst van de onderwijsinstellingen in België
De didactische aanpak van vandaag heeft nog weinig te maken met de manier waarop pakweg veertig jaar geleden les werd gegeven. Toch zijn de meeste scholen daar weinig of totaal niet op afgestemd. Ook wat comfort en duurzaamheid betreft, is er nog een gigantische inhaalbeweging nodig. De vraag is natuurlijk hoe de ‘school van morgen’ er dan wel moet uitzien. En wie kan daar beter een antwoord op geven dan Philippe Monserez, de programmadirecteur van het befaamde ‘Scholen van Morgen’-project en stuwende motor van het onlangs gelanceerde ‘Scholen van Vlaanderen’.

Bouwkroniek: Hoe is het nu werkelijk gesteld met de Vlaamse onderwijsinstellingen?
Philippe Monserez: “Tien jaar geleden had vijftig procent van de scholen de leeftijd van vijftig jaar bereikt of zelfs al serieus overschreden. Wie wilde verbouwen of renoveren, moest tien jaar wachten op budget van Agion, het Agentschap voor infrastructuur in het onderwijs dat voor de financiering zorgt. Vandaag is de situatie eigenlijk alleen maar verergerd: er zijn nog minstens evenveel scholen die totaal zijn verouderd. Bovendien is de wetgeving op het vlak van duurzaamheid intussen heel wat strenger geworden, waardoor de nood aan renovatie alleen maar is toegenomen. Het gevolg is dat de wachttijd voor financiering al tot vijftien jaar is opgelopen. In feite is het een vicieuze cirkel: de lat wordt steeds hoger gelegd, maar het beschikbare budget groeit niet mee. Hierdoor moeten de middelen nog meer worden verdeeld, met als gevolg dat structurele renovaties of nieuwbouw via het reguliere kanaal eerder uitzonderlijk zijn geworden en de ingrepen vooral pleisters op een houten been zijn. Agion heeft immers de ‘verkorte procedure’ in het leven geroepen voor dossiers van maximaal 250.000 euro. Scholen moeten ook telkens twee jaar wachten om een nieuwe aanvraag te doen. Dus wat gebeurt er? De budgetten worden enkel gebruikt voor dringende ingrepen. Het dak wordt vernieuwd, twee jaar later het sanitair… Hierdoor ontstaat een lappendeken van ondoordachte renovaties die geen duurzame oplossing bieden. Weliswaar zijn er nu de befaamde energieleningen met een rente van 0% over tien jaar. Enerzijds zal dit wel helpen, anderzijds leidt het tot situaties om bij te wenen. Zo zijn er wel meerdere scholen die PV-panelen aanleggen op een dak dat… asbest bevat! Of warmtepompen installeren in gebouwen die weinig zijn geïsoleerd.”
Bouwkroniek: Met welke problemen kampen de onderwijsinstellingen dan zoal op bouwtechnisch vlak?
Philippe Monserez: “Eerst en vooral zijn de meeste scholen totaal niet afgestemd op de huidige pedagogische aanpak met klasoverschrijdende werking, buitenlessen, praktijkervaring, nieuwe technologieën, andere lessenpakketten, inclusief onderwijs… Tweede uitdaging: het comfort van de leerlingen versus het energieverbruik dat vooral in de oude gebouwen vaak de pan uitswingt. Derde probleem: de wetgeving die alsmaar meer regeltjes oplegt. Denk maar aan de Covid-periode toen er opeens overal ventilatie moest zijn. Of de verplichting die er nu aankomt om overal laadpalen te installeren. In 2030 zullen scholen minstens 5% duurzame energie zelf dienen te produceren én ook consumeren. En tegen half 2026 is er de verplichting van ‘grootverbruikers’ waardoor scholen PV-panelen moeten leggen in functie van de dakoppervlakte in plaats van het daadwerkelijke verbruik. Vierde punt is de veiligheid: in heel veel scholen is er asbest aanwezig en een groot aantal is ook onvoldoende beveiligd tegen ongewenste indringers. Een laatste obstakel: de onderwijsinstellingen beschikken meestal niet over de bouwtechnische kennis om de juiste beslissingen te nemen en de problemen structureel aan te pakken. Het GO! Onderwijs doet het vrij goed omdat deze koepel zowel strategisch als operationeel een top-down benadering hanteert. De grote projecten worden er centraal aangestuurd vanuit een globale visie die voor de hele infrastructuur in Vlaanderen van toepassing is. De pedagogische en organisatorische ambities zijn duidelijk in hun infrastructurele aanpak ingebed. Maar veel anderen doen maar wat vanuit een beperkte visie, weliswaar verrijkt met enthousiasme en passie om iets te doen, of toch minstens iets in beweging te brengen. Deze projecten worden door het schoolbestuur of de ouderraad gedragen. Met heel veel geluk zijn er dan een of twee ouders professioneel in de bouw actief, maar vaak draait het rond mensen die denken dat ze alle waarheid in pacht hebben omdat ze zelf hun tuinhuis hebben gebouwd. Vrijwilligerswerk is mooi, maar in deze context heeft het vaak weinig of geen toegevoegde waarde.”
Bouwkroniek: Zijn dit de redenen waarom het project ‘Scholen van Morgen’ in 2011 werd gelanceerd?
Philippe Monserez: “In sé is dit project gestart als antwoord op het capaciteitsprobleem van het onderwijs in Vlaanderen, maar het heeft voor de betrokken scholen natuurlijk meteen ook alle andere problemen opgelost. Het idee kwam van Frank Vandenbroucke die een ‘inhaalbeweging’ wilde doen, maar besefte dat er geen budget of expertise voorhanden was. Daarom zocht hij zijn toevlucht tot een privaat-publiek programma dat trouwens tot op vandaag een Europees unicum is. Uiteindelijk resulteerde dit initiatief in de periode 2014-2024 in 182 gloednieuwe scholen met een gezamenlijke benutbare oppervlakte van 710.000 m². Op het moment van oplevering waren die allemaal ‘state of the art’, maar intussen zijn de eerste gebouwen eigenlijk al terug verouderd. De term duurzaamheid bestond in 2011 immers nog niet, laat staan dat we wisten welke wetgeving er op ons afkwam. Toch zijn alle ‘Scholen van Morgen’ wél een pak energie-efficiënter: er zijn zelfs acht passief scholen, twee werken met geothermie en minstens vijf zijn op warmtenetten aangesloten. Ook zijn ze veiliger, flexibeler en beter op de nieuwe didactische noden afgestemd. Kortom: er is een grote vooruitgang op het vlak van duurzaamheid en comfort. Of er met dit project ook effectief een inhaalbeweging op het vlak van capaciteit is gemaakt, is een andere vraag. Uiteindelijk waren de ‘gelukkigen’ allemaal onderwijsinstellingen die al op de wachtlijst van Agion stonden. Zoveel extra plaatsen zijn er dus niet bijgekomen.”
Bouwkroniek: Waarom werd precies voor een DBFM-formule gekozen?
Philippe Monserez: “Enerzijds was dit de ideale manier om snel aan het benodigde budget te komen om op korte termijn heel veel nieuwe scholen te bouwen – dat is het belang van de ‘F’ in de formule. Anderzijds wilde de overheid na dertig jaar – wanneer de gebouwen volledige eigendom van de schoolbesturen worden – nog altijd een bepaalde waarde hadden. En Vandenbroucke besefte dat ‘onderhoud’ de cruciale term was om dit te bereiken. Hij bleek gelijk te hebben en nog extra te scoren: DBFM zorgt er immers voor dat de betrokken partijen niet de kaart voor snelle winst trekken. De consortia kiezen voor kwalitatieve en goed te onderhouden materialen/systemen om te vermijden dat ze continu zaken moeten repareren/vervangen.”
Bouwkroniek: Heeft dat er niet voor gezorgd dat de projecten duurder uitvielen dan wanneer ze via het reguliere financieringssysteem werden gebouwd?
Philippe Monserez: “Het uiteindelijke prijskaartje ligt inderdaad hoger en dat wordt ook al te vaak als excuus gebruikt om niet in een DBFM-formule te stappen. Helaas is dat een misperceptie waartegen we moeten blijven vechten. De vergelijking gaat immers niet op, want het is appels met peren vergelijken. De afbetaling op dertig jaar komt overeen met een gewone lening. Omdat er voor kwaliteitsvolle systemen/materialen in combinatie met een preventief en curatief onderhoud wordt gekozen, daalt de ‘waarde’ van het gebouw erg traag. Je moet weten dat preventieve maintenance in scholen tot dan toe gewoonweg niet werd gedaan. Zelfs de betrokken consortia dienden from scratch een dergelijke service op te bouwen. Ik durf zelfs te stellen dat ‘Scholen van Morgen’ voor heel wat aannemers de initiator van een nieuw businessmodel en/of activiteit is geweest. Deze bedrijven doen nu ook het onderhoud van andere types gebouwen of in scholen die nog niet (volledig) zijn verbouwd en de voordelen van deze aanpak beginnen in te zien. Let wel: het is voor alle partijen in ‘Scholen van Morgen’ een leerproces geweest. Naarmate we meer scholen opleverden, zag je bij de consortia de awareness over het onderhoud toenemen. In het begin begonnen ze vaak pas drie maanden voor het einde van het project na te denken over hoe ze het onderhoud zouden organiseren, terwijl dat gaandeweg een aandachtspunt bij het ontwerp werd. In dit opzicht hebben we ook de attitude van architecten zien veranderen. De participerende partijen zijn zowel in de DBFM-formule als scholenbouw als specialiteit gegroeid. Dat zal ook op langere termijn zijn vruchten afwerpen: de methodiek en expertise bestaan nu om echte scholen van morgen te bouwen, ook wanneer de investering via het reguliere circuit gebeurt.”
Bouwkroniek: U stelt dus dat DBFM dé oplossing is om het scholenpark in Vlaanderen toekomstbestendig te maken?
Philippe Monserez: “DBFM is volgens mij de meest efficiënte en snelste manier om scholen - maar ook andere sociaal geïnspireerde infrastructuur - te ontwerpen en te bouwen, met respect voor alle partners, pedagogische doelstellingen, ambitieuze tijdslijnen, stringente financiële kaders. Dit wordt gecombineerd met een veralgemeende ontzorging van de schoolbesturen, directies en leerkrachten, én een technische en organisatorische expertise waarop ze in het buitenland jaloers zijn. Bij de DBFM ‘Scholen van Morgen’ hebben de private en publieke sector hun krachten gebundeld, wat niet altijd evident was, maar wel erg leerrijk. Uiteindelijk vonden we een evenwicht dat bijzonder waardevol was en waar de sterktes van elke betrokken partij optimaal werden benut. De overheid - bij name Agion - zorgde voor de ‘governance’ van de projecten, wat betekent dat de technische, financiële en ruimtelijke normen permanent werden gemonitord en dus ook 100 % werden gerespecteerd. Het Team Vlaams Bouwmeester zorgde voor een soort van ‘architecturale governance’, een expliciete wens van Frank Vandenbroucke, gesteund door Wivina Demeester. De expertise en gedrevenheid van de private partners leidden dan weer tot scholen die op alle noden inspelen en de tand des tijds grotendeels kunnen doorstaan. Agion heeft trouwens een onafhankelijke studie laten uitvoeren om het project ‘Scholen van Morgen’ te kunnen evalueren, en de conclusie was unaniem positief. In die mate dat minister Wuyts zich erdoor liet inspireren en een nieuwe DBFM-oproep heeft gelanceerd. Dit project werd ‘Scholen van Vlaanderen’ gedoopt en voorziet een budget van 1,2 miljard euro in de komende zes jaar, waarvan al één jaar bijna achter de rug is. Weliswaar wordt het initiatief deze keer in drie percelen opgedeeld en kunnen ook andere spelers erop inschrijven. Het eerste perceel hebben wij met AG Real Estate in samenwerking met PMV (en hun partners) gewonnen. Onze aanpak is geïnspireerd op de deze die we tijdens ‘Scholen van Morgen’ hebben toegepast. Weliswaar dienen we nu aan de specifieke vereisten te voldoen die door de Vlaamse Overheid in het offertedossier zijn beschreven. Bovendien hebben we ook zaken geleerd in ‘Scholen van Morgen’ en willen we deze kennis gebruiken om het concept verder te perfectioneren.”
Bouwkroniek: Welke veranderingen willen jullie dan precies doorvoeren?
Philippe Monserez: “Het eerste perceel voorziet in de bouw van 29 scholen die we allemaal tegelijkertijd zullen opstarten. Weliswaar onderschrijven we daarbij voor elk schoolbouwproject een individuele en intensieve aanpak. Deze manier van werken laat meteen ook een transversale aansturing én een betere kennisuitwisseling toe. Bij ‘Scholen van Morgen’ volgden we de traditionele procedure van architect – bouwvergunning – aannemer. Het probleem hierbij was dat we de expertise van de aannemer zeer beperkt konden aanwenden om het concept te optimaliseren. Daarom zullen we met ‘Scholen van Vlaanderen’ meer richting ‘bouwteam’ evolueren, alhoewel de aannemer nog steeds niet vanaf het prille begin in de boot zal kunnen stappen. We geloven immers dat dit de creativiteit van de architecten zou belemmeren. Wel is het de bedoeling om de aannemers in het team op te nemen vooraleer de bouwvergunning wordt aangevraagd, zodat ze nog voldoende ruimte hebben om met hun inbreng het concept verder te verfijnen.”
Bouwkroniek: Wat is de procedure dan voor ‘Scholen van Vlaanderen’?
Philippe Monserez: “Voor elk project zijn we nu bezig om drie architecten te selecteren die de opdracht dan via een wedstrijd kunnen winnen. De ideale vertaalslag van de projectdefinitie, het innovatieve karakter, de flexibiliteit om op nieuwe didactische technieken in te spelen, alsook duurzaamheid/circulariteit, zullen doorslaggevend zijn om het project effectief te mogen uitvoeren. Eind juni weten alle architectenbureaus of ze al dan niet weerhouden zijn, waarna ze aan hun ontwerp kunnen beginnen. In oktober-november komen ze dan voor een gunningscommissie met leden van de betrokken school, Team Vlaams Bouwmeester, Agion en de afgevaardigd bouwheer AG Real Estate. Zelf voorzien we een methodiek qua aanpak, zorgen we voor kennisuitwisseling en zijn we het centrale aanspreekpunt vanaf de projectdefinitie: dus tijdens het ontwerp, en ook voor, tijdens en na de uitvoering van de werken. De aannemers werden recentelijk uitgenodigd om zich kandidaat te stellen. Eind dit jaar – begin 2026 kunnen ze voor een tiental projecten hun daadwerkelijke interesse demonstreren en aan de offertevraag deelnemen.”
Bouwkroniek: Wat zijn de belangrijkste uitdagingen voor scholenbouw in het algemeen?
Philippe Monserez: “Er zijn op wetgevend vlak nog heel wat lacunes die een concrete en efficiënte aanpak bemoeilijken. Zo is de toekomstige maatregel om zelf 5% hernieuwbare energie te produceren en te gebruiken, een hekel punt. Want in de periode dat er meest zonne-energie te capteren valt, zijn de scholen gesloten. Nog een voorbeeld: in passiefgebouwen – die energetisch al erg efficiënt presteren – wordt toch gevraagd om te investeren in systemen om zelf een deel hernieuwbare energie te produceren en te verbruiken, wat toch redelijk belachelijk is. Want dit brengt opnieuw kosten met zich mee, terwijl er in andere scholen veel urgentere en grotere problemen zijn. Zouden deze budgetten niet beter worden gebruikt om de onderwijsinstellingen in erbarmelijke toestand te renoveren? Bovendien wordt soms vergeten dat de toegevoegde waarde van de nieuwe(re) vereisten alsmaar kleiner wordt, terwijl er zoveel meer zou kunnen worden bereikt door overal op het ‘laaghangend fruit’ in te zetten. Daarnaast is er het financiële luik: in 2014 mocht per vierkante meter 1.400 m² worden uitgegeven voor nieuwbouw/grondige renovatie van scholen. Nu is dat iets meer dan 1.800 euro/m². Deze verhoging is er enkel gekomen door de inflatie door te rekenen. Er wordt dus geen rekening gehouden met de extra reglementering en de lat die zowel op Europees, federaal als regionaal vlak steeds hoger wordt gelegd. De meerkost om aan die extra regelgeving te voldoen, wordt niet verwerkt in de financiële norm voor scholenbouw. En daar wringt het schoentje steeds meer: omdat speciale technieken en vereisten een steeds groter aandeel van het budget innemen, krijgen de onderwijsinstellingen immers steeds minder ‘school’ voor hun geld.
Bouwkroniek: Wat is uw conclusie?
Philippe Monserez: “Ondanks alle financiële, organisatorische, wettelijke en veel andere hindernissen of obstakels blijft er zich in Vlaanderen een enorme inzet, enthousiasme en samenwerking manifesteren om het op het vlak van scholeninfrastructuur beter te doen. Vanuit de politiek, administraties en onderwijskoepels worden continu initiatieven genomen. Dat staat in schril contrast met Wallonië, dat weinig of geen actie onderneemt. We mogen en moeten fier zijn op wat er wél gebeurt, maar terzelfdertijd dienen we attent zijn om nog beter, sneller en meer te doen.”
182 projecten
1 miljard netto bouwkost
133.000 leerlingen
Tientallen sporthallen
www.scholenvanmorgen.be
Perceel 1 = 29 scholen (waaronder ook 5 kunstacademies) - Perceel 2 = 36 scholen - Perceel 3 = wellicht 24 scholen
1,2 miljard netto bouwkost (3 percelen samen)
Perceel 1: 20.000 leerlingen
www.scholenvanvlaanderen.eu

![]()
“De uitzonderingsprocedure van Agion zorgt voor een lappendeken van ondoordachte renovaties die geen duurzame oplossing bieden.”
![]()
“DBFM is volgens mij de meest efficiënte en snelste manier om scholen te ontwerpen en te bouwen.”
![]()
“Er zijn op wetgevend vlak nog heel wat lacunes die een concrete en efficiënte aanpak bemoeilijken.”