Interview | Filip Boelaert over mobiliteit in de toekomst
De Vlamingen klagen soms steen en been over de mobiliteit in onze regio. Toch blijken we het nog zo slecht niet te doen. Integendeel, in meerdere domeinen spelen we een voorbeeldrol op Europees en zelfs mondiaal vlak. Toch is er volgens Filip Boelaert, secretaris-generaal van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken, nog heel wat werk aan de winkel om onze mobiliteit op de huidige en toekomstige uitdagingen af te stemmen.
Bouwkroniek: Laat ons misschien starten met een korte uitleg waarvoor MOW
staat?
Filip Boelaert: MOW is de afkorting van Mobiliteit en Openbare Werken, en dat slaat eigenlijk op twee verschillende zaken. Enerzijds is er het beleidsdomein MOW, een van de tien beleidsdomeinen van de Vlaamse overheid. Dit staat op een duurzame manier in voor een veilige, vlotte en slimme mobiliteit en voor het geïntegreerd en efficiënt beheren en realiseren van infrastructuur. Het beleidsdomein omvat meerdere entiteiten: het Departement Mobiliteit MOW, het Agentschap Wegen en Verkeer, het Agentschap Maritieme Dienstverlening en Kust, De Vlaamse Waterweg nv, vervoermaatschappij De Lijn, Lantis, De Werkvennootschap en de Luchthavenontwikkelingmaatschappij Vlaanderen. Dan is er nog het departement MOW dat de minister actief bij de beleidsvoering ondersteunt, en dit zowel voor mobiliteit en verkeersveiligheid als voor de investering, het beheer en de exploitatie van de transport- en haveninfrastructuur. Het departement telt negen afdelingen en heeft een drieledige opdracht. Eerst en vooral is er de ontwikkeling, invoering, monitoring en evaluering van beleidsvoorstellen. Daarnaast dient het technische dienstverlening te voorzien aan collega’s binnen en buiten ons beleidsdomein. En tenslotte dient het departement de maritieme toegang tot de Vlaamse zeehavens te garanderen. Ons actieterrein is dus erg breed: van het aanleggen en onderhouden van fietspaden en wegen, over het uitvoeren van baggerwerken en het bouwen van sluizen, tot het verlenen van vergunningen en homologaties. Wijzelf definiëren MOW in drie woorden: ‘experten in beweging’. Het is onze taak om ervoor te zorgen dat de Vlaming zich op een veilige en comfortabele manier van punt A naar punt B kan verplaatsen. Dit is een basisbehoefte om aan het maatschappelijke leven te kunnen deelnemen. Helaas klinkt dat eenvoudiger dan het is, want de wereld verandert aan een razendsnel tempo. Vandaar ook dat alle afdelingen en entiteiten maximaal samenwerken en via een managementcomité continu zoeken naar antwoorden op de huidige en toekomstige mobiliteitsuitdagingen.
Bouwkroniek: Wat zijn de belangrijkste mobiliteitsuitdagingen dan?
Filip Boelaert: Volgens mij is alles samen te vatten in de term ‘leefbaarheid’. In de eerste plaats zullen we onze infrastructuur op de klimaatveranderingen moeten afstemmen. Rampen als de overstromingen in Pepinster moeten we koste wat het kost zien te vermijden. Tegelijkertijd dienen we ook maatregelen tegen de toenemende droogte te nemen. Een tweede grote aandachtpunt is energie: hoe gaan we het gebruik van fossiele brandstoffen verminderen en vermijden? Welke hernieuwbare energie gaan we waar implementeren en welke aanpassingen aan de infrastructuur vereist dit? Een derde punt is het duurzame transport: hoe kan de Vlaming van punt A tot punt B geraken met een minimale ecologische voetafdruk én zonder aan comfort in te boeten? In dit kader is vooral ‘the last mile’ een belangrijk issue: hoe overbruggen mensen op een duurzame manier de afstand tussen hun huis of werk en het openbaar vervoer, deelwagens/fietsen… De ecologische realiteit zal trouwens ook resulteren in een transitie van een puur aanbod- naar een vraaggedreven mobiliteit en dit zowel voor het personen- als het goederentransport. Bij dit laatste blijft de ‘modal shift’ een belangrijk streefdoel: meer transport over het water en het spoor dan over de weg.
Bouwkroniek: Wat moet er dan precies gebeuren? Kan u enkele concrete voorbeelden geven?
Filip Boelaert: Een belangrijke karakteristiek van de Vlaamse mobiliteit is dat het rijden met de wagen vrij goedkoop blijft. Hiermee doe ik misschien een gevaarlijke uitspraak, maar het is een feit dat een massale overstap naar het openbaar vervoer daardoor wordt bemoeilijkt. De kilometerheffing ligt al jaren ter discussie op de politieke tafel, maar zal er vroeg of laat wel komen. Een belasting op het gebruik in plaats van op het bezit van de wagen is gewoonweg fair voor iedereen én zal bovendien meteen een tastbaar positief effect op het gebruik van onze wegen hebben. Toegegeven, aan de kant van het openbaar vervoer zijn ook nog inspanningen nodig. De aansluitingen moeten beter, het netwerk moet denser, de vertrek- en aankomsttijden dienen beter te worden gerespecteerd… Een tweede actiepunt is de aanleg van een redundant infrastructuurnetwerk. Vandaag legt een ongeval op een belangrijk knooppunt heel Vlaanderen stil! De Oosterweelverbinding zal op dit vlak al een belangrijk verschil maken. Maar ook andere aanpassingen zijn nodig: het voorzien van spitsstroken, of – zoals over enkele jaren op de Brusselse Ring - een scheiding tussen doorgaand en lokaal verkeer. Verder moeten we blijven investeren in de aanleg en de verbetering van fietswegen, is er nood aan het verhogen van de bruggen over de kanalen om de modal shift in het vrachtvervoer te stimuleren, moeten we absoluut werk blijven maken van de kustbescherming en is er een capaciteitstoename van de havens nodig. Het zijn maar enkele voorbeelden, want de lijst van actiepunten is heel erg lang…
Bouwkroniek: Hoe ziet mobiliteit er in 2050 uit?
Filip Boelaert: Mobiliteit zal klimaatneutraal zijn, er zullen bijna geen verkeersslachtoffers meer zijn en iedereen zal comfortabel en tijdig op zijn/haar bestemming kunnen geraken.
Bouwkroniek: Neemt Vlaanderen al tastbare acties om deze duurzame toekomst te concretiseren?
Filip Boelaert: Met het actieplan CPT of ‘Clean Power for Transport’ streeft de Vlaamse Regering ernaar om tegen 2030 het verkeer op de Vlaamse wegen maximaal emissievrij te krijgen. Het Departement Mobiliteit en Openbare Werken coördineert de uitvoering van dit actieplan. In dit kader investeert de Vlaamse Regering zelf maximaal in elektrische wagens en bussen. Daarnaast wordt ingezet op de uitbouw van laadinfrastructuur. We mikken op 35.000 publiek toegankelijke laadequivalenten tegen 2025. Hierbij kiezen we voor drie uitrolstrategieën voor publieke laadpalen van normaal vermogen op het openbare domein: vraaggestuurd-, datagestuurd- en aanbod op strategische locaties. De vraaggestuurde aanpak gebeurt via aanvragen van mensen met een elektrische wagen – Paal Volgt Wagen. Op die manier komen er laadpunten op de plekken waar ze nodig zijn. Om te zorgen dat er nooit een tekort is, werken we ook datagestuurd: laadpalen worden automatisch ontdubbeld zodra die intensief worden gebruikt - Paal Volgt Paal. Bijkomend kunnen ook strategische locaties worden aangeduid door de lokale besturen die voor een toekomstgericht aanbod zorgen.
Bouwkroniek: En wat met de drastische reductie van verkeersslachtoffers?
Filip Boelaert: Daar zal technologie een belangrijke rol spelen. Nu al experimenteren we met de monitoring van gevaarlijke kruispunten in het kader van het MIA-project of ‘Mobiliteit Innovatief Aanpakken’. In West-Vlaanderen en Limburg onderzochten we met slimme camera’s en drones hoe we met innovatieve technologie verkeersonveilige situaties met fietsers kunnen detecteren en analyseren. Op die manier worden de pijnpunten erg transparant blootgelegd, zoals voertuigen die bij het opdraaien naar de hoofdbaan te snel op het fietspad komen. Dankzij deze kennis kunnen we maatregelen nemen die écht werken. Een ander experiment is het ‘Mobilidata-project’, een samenwerking tussen de Vlaamse overheid en Imec met als doel innovatieve, technologische oplossingen te ontwikkelen om het verkeer veiliger, vlotter en duurzamer te maken voor elke weggebruiker. Een van deze projecten is de uitrol van intelligente verkeerslichten. Door verkeerlichten proactief te sturen, kunnen we bepaalde types voertuigen - zoals ziekenwagens en brandweerwagens op weg naar een noodsituatie, maar ook bussen - voorrang geven.
Bouwkroniek: Hoe wil Vlaanderen de derde ambitie realiseren, namelijk een vlotte mobiliteit voor iedereen?
Filip Boelaert: Ook daar zal technologie een erg belangrijke rol spelen. Denk maar aan apps die reizigers adviseren over de transportmiddelen waarmee ze zo snel, duurzaam en comfortabel mogelijk op hun bestemming geraken. We evolueren sowieso naar een systeem waar ‘mobility as a service’ wordt aangeboden. Mensen zullen geen voertuigen meer bezitten, maar een beroep doen op een dienstverlening zoals we dat nu al kennen met de Ubers en de deelwagens/fietsen/steps. Het is een evolutie die wellicht nog zal worden versterkt eens de zelfrijdende wagens op punt staan. Deze kunnen immers 24/7 – uitgezonderd dan de opladingstijd – als servicevoertuig worden ingezet. Ook is er een reële kans dat we ons door de lucht zullen bewegen, bijvoorbeeld met drone taxi’s. In 2050 zullen er ongetwijfeld heel wat transportmodi zijn waaraan we momenteel zelfs nog niet denken, want innovaties volgen zich in razendsnel tempo op. Daar ligt voor MOW trouwens een belangrijke opdracht: we moeten die nieuwigheden op de voet volgen én ook al nadenken over een eventuele regelgeving. Het zal alsmaar belangrijker worden dat de wettelijke bepalingen klaar zijn op het moment dat de innovaties klaar zijn om in de markt te zetten.
Bouwkroniek: Moet de overheid een voortrekkersrol op zich nemen om innovaties te implementeren?
Filip Boelaert: We moeten inderdaad de kansen die zich aandienen, maximaal uittesten en een kader bieden om met innovaties te experimenteren. Dat betekent geenszins dat we al die R&D moeten financieren. Ik geloof sterk in publiek-private samenwerkingen waarin ook de academische wereld wordt betrokken. En ook de burgers dienen daarin een stem te krijgen, want dit is de enige manier om meer draagvlak voor verandering te creëren en resultaat op langere termijn te boeken. Verandering blijft immers altijd en overal een moeilijk gegeven.
Bouwkroniek: Wat ervaart MOW vandaag als de grootste struikelblokken om haar ambities te verwezenlijken?
Filip Boelaert: Het huidige systeem van procedures is erg complex, waardoor de realisatie van projecten veel te lang duurt. Ook zijn er te veel mogelijkheden om in het verweer te gaan: vandaag stuit zowat elk initiatief op een ‘njet’ van een of meerdere organisaties. Een tweede grote probleem situeert zich in de bouwsector, zeker wat betreft de realisatie van openbare werken. Het is een sector met een eeuwenlange traditie die niet altijd geneigd is om innovaties te omarmen. We moeten nieuwe technologieën en materialen sneller durven toe te passen. Bouwen zal nu eenmaal duurzamer en sneller moeten, met andere constructies en concepten. Recent zien we gelukkig wel een aantal goede voorbeelden. Daarnaast merken we dat wijzelf en ook steeds meer bouwbedrijven en studiebureaus het moeilijk hebben om voldoende gekwalificeerd personeel te vinden. Dit is een vervelend gegeven in een tijdperk waar de behoefte aan vernieuwing en uitbreiding van de mobiliteitsinfrastructuur enorm groot is. Een derde grote barrière die we vanuit MOW ervaren, is de nood aan budget. Wat we willen realiseren, kost veel centen. De Vlaamse Regering heeft al belangrijke inspanningen geleverd en onze minister verhoogde de budgetten, maar de uitdagingen blijven groot. Privatisering zou een denkpiste kunnen zijn om projecten versneld door te voeren, maar het is geen zaligmakende oplossing. Om dit uit te leggen, grijp ik terug naar mijn uitspraak van het begin van dit interview: je snel, efficiënt en comfortabel kunnen verplaatsen van punt A naar punt B is een basisrecht, een noodzaak om aan het maatschappelijke leven te kunnen deelnemen. Wanneer we alle sleutels uit handen geven, zijn we geen baas meer in eigen huis en kunnen we onze burgers dit basisrecht niet meer garanderen. Of het wordt moeilijk om pakweg onderhoud- of herstellingen te controleren, waarmee we risico’s zouden nemen op budgettair- en veiligheidsvlak. Een laatste obstakel dat ik zie, is de manier waarop de aanbestedingsprocedures zijn georganiseerd. Het systeem van de laagste prijs is vaak achterhaald en de toekenning moet sneller en efficiënter kunnen gebeuren. We werken op dit vlak binnen een Europees kader, waardoor het moeilijker is om grote veranderingen door te voeren. Niettemin proberen we ook hier in overleg met de aannemers innovaties te implementeren.
Bouwkroniek: Hoe doet Vlaanderen het ten opzichte van de rest van Europa?
Filip Boelaert: Onze integrale visie op – en initiatieven voor - basisbereikbaarheid is op een schaal die in Europa ongekend is. Basisbereikbaarheid is de Vlaamse visie op mobiliteit. We zetten daarbij in op een efficiënter, duurzamer en flexibeler openbaar vervoer. Daarin staat combimobiliteit centraal. Zo maken we werk van de uitrol van veilige en comfortabele vervoersknooppunten waar je gemakkelijk verschillende vervoermiddelen kan combineren om vlot een bestemming te bereiken. Denk maar aan de integratie van de aanbieders van deelfietsen en -wagens in het aanbod van de NMBS en de Lijn. Daarnaast volgt de hele wereld onze initiatieven voor kustbeheer op de voet. Met het Masterplan Kustveiligheid beschermen we onze kust tot 2050 tegen een zeespiegelstijging van dertig centimenter. In Raversijde (Oostende) doen we tien jaar wetenschappelijk onderzoek om de kennis over kustbescherming te vergroten. Met het project Kustvisie bekijken we nu al wat hoe we ons daarna tegen overstromingen en de stijgende zeespiegel kunnen beschermen. Hierdoor is Vlaanderen op mondiaal vlak een pionier in langetermijn kustbescherming. Ook in het domein van varen in ondiep water genieten we wereldfaam, en dit vooral door het Waterbouwkundig Laboratorium en het kenniscentrum Varen in Ondiep en Beperkt Water. Ten slotte krijgen we veel positieve commentaren op ons fietsbeleid. Hoewel we onze ambities nog lang niet hebben bereikt, staan we momenteel aan de Europese top qua fietsinfrastructuur. Meer nog, we zijn de derde grootste fietspool van het continent! We kunnen dus stellen dat we eigenlijk best wel goed bezig zijn, hoewel het niet erg ‘Vlaams’ is om hoog van de toren te blazen. Onze kritische aard en visie dat alles altijd beter kan, is misschien wel onze kracht. Het zorgt ervoor dat we blijven bouwen aan een mobiliteit die onze regio ook in de verre toekomst leefbaar houdt.