Als abonnee heb je toegang tot alle artikels op BOUWKRONIEK.be

Visie

Het thermisch isoleren van muren

Het energetisch renoveren van muren bestaat er doorgaans in hun thermische isolatie te verbeteren en hun luchtdichtheid te verhogen, voornamelijk aan de aansluitingen met het schrijnwerk. De binnenbepleistering zorgt in de regel voor de luchtdichtheid van de lopende delen. Om met 'traditionele' isolatiematerialen het gewenste niveau te behalen, moet 12 tot 20 cm isolatie toegevoegd worden in een of meer lagen.

Het thermisch isoleren van muren

De technieken van thermisch isoleren verschillen volgens hun typologie, de positie van de te renoveren draagmuur ten opzichte van het beschermde volume en de invloed op het uitzicht van de gevel. Een combinatie van verschillende isolatietechnieken is niet ondenkbaar en in bepaalde gevallen zelfs uiterst nuttig.

Belangrijkste technieken

Een bestaande spouwmuur na-isoleren door de luchtspouw op te vullen wordt beschreven in de TV 246. Omdat deze techniek relatief goedkoop en rendabel is en weinig hinder veroorzaakt tijdens de werken, is ze sterk aan te raden. Doordat de ingespoten isolatie vaak slechts 5 tot 6 cm dik is en het gedrag van de gevel beïnvloedt, is deze techniek doorgaans slechts een eerste stap in afwachting van het toepassen van een performanter isolatiemateriaal dat de overblijvende koudebruggen wegwerkt. Een bijkomende isolatie op de buitenzijde van de gevel is dan veelal de gunstigste oplossing.

Bij het isoleren langs de binnenzijde (zie de WTCB-Dossiers 2012/4.16 en 2013/2.4) wordt een isolatielaag aangebracht tegen de muur (zonder luchtspouw). Deze techniek houdt niettemin een aantal risico's in die zorgvuldig beoordeeld moeten worden. De bouwknopen hebben een niet te verwaarlozen invloed op het totale warmteverlies doorheen de wand. De isolatie verdikken met meer dan 6 tot 8 cm zal vanuit energetisch oogpunt dan ook alleen zin hebben wanneer ook de aansluitingen zorgvuldig behandeld worden. Bovendien moet men er rekening mee houden dat de aanwezigheid van koudebruggen het risico op condensatie en schimmelvorming verhoogt. Hoewel die vaststelling opgaat voor elke gevelisolatietechniek, is het wel zo dat een isolatie langs de binnenzijde de behandeling van bepaalde knopen bemoeilijkt.

Isoleren langs de buitenzijde kan onder andere met:

geïsoleerde gevelbekledingen (TV 243, WTCB-Dossiers 2014/4.8);

geïsoleerde verankerde natuursteenbekledingen (TV 146);

Etics: bepleistering (TV 209, in herziening voorzien voor september 2016) of harde bekleding op buitenisolatie (WTCB-Dossier 2015/4.9);

nieuw gevelmetselwerk met geïsoleerde spouw (nog te verschijnen STS 22 en TV).

Met deze technieken is een voldoende dikke isolatielaag (12 tot 20 cm) gewoonlijk eenvoudig haalbaar. Bovendien zijn er zeer veel esthetische keuzes mogelijk, waardoor men aan de meest uiteenlopende wensen kan voldoen.

Wanneer isoleren langs de buitenzijde toegelaten is (bv. door de wetgeving op de ruimtelijke ordening en stedenbouw), geniet deze optie de voorkeur aangezien ze hygrothermisch gunstiger is dan isoleren langs de binnenzijde (behoud van de thermische massa van de muur in het beschermde volume, beperking van het condensatierisico ...). Bovendien beschermt ze de draagmuur tegen de klimatologische belastingen en blijft de hinder tijdens de werken beperkt (zie afbeelding 1).

Wanneer isoleren langs de buitenzijde uitgesloten is, kan men teruggrijpen naar isoleren langs de binnenzijde, eventueel in combinatie met het na-isoleren van de spouwmuur.

Technische diagnose

Om te weten of de technieken voor energetische renovatie toepasbaar zijn, moet men vooraf een analyse van de muur en haar blootstelling maken. In de referentiedocumenten worden hiervoor verschillende controlepunten vermeld, in het bijzonder met betrekking tot de stabiliteit van de muur en de aanwezigheid van vocht of andere schade (vorst, barsten ...).

De muur moet eerst en vooral stabiel zijn en de isolatie en afwerking mag zijn functionele en esthetische prestaties niet aantasten. Actieve scheuren kunnen bijvoorbeeld wijzen op instabiliteit. Ook de luchtspouw van de spouwmuren moet onderzocht worden, onder meer om na te gaan of de spouwankers nog steeds functioneel zijn (geen corrosie).

Bij elke isolatietechniek moeten de muurvoeten voorzien zijn van vochtwerende schermen. Geen enkele isolatietechniek belet immers dat vocht stijgt. Eventuele vochtproblemen mogen dus nooit weggemoffeld worden. Men moet integendeel een precieze diagnose stellen en onderzoeken welke maatregelen aangewezen zijn voordat de gevel geïsoleerd wordt.

 

{C}

De aanwezigheid van koudebruggen verhoogt het risico op condensatie en schimmelvorming.

{C}

 

Het na-isoleren van een spouwmuur en isoleren langs de binnenzijde vereisen dat de blootstelling van de gevel aan de weersomstandigheden systematisch bestudeerd wordt. Deze technieken worden in de regel afgeraden wanneer er zichtbare vochtproblemen vastgesteld worden (vorstschade, waterinfiltraties, bepaalde uitbloeiingen).

 

Isoleren langs de buitenzijde kan een oplossing bieden voor vorstschade en voor vochtproblemen door waterinfiltratie via de gevel.

Aansluitingen

Hoewel bouwknopen volgens de regelgeving alleen in aanmerking genomen moeten worden bij nieuwbouw of gelijkwaardige constructies, heeft de zorg waarmee ze behandeld worden een aanzienlijke invloed op de kwaliteit van de energetische renovatie. Het is dan ook aan te raden zich te laten inspireren door de ontworpen en uitgevoerde details voor nieuwbouwwoningen. Waar mogelijk past men de vereenvoudigde regels uit de thermische regelgevingen toe.

Bij het isoleren langs de buitenzijde van een bestaande muur vereist de zorgvuldige behandeling van de bouwknoop aan de muurvoet dat de grond in contact met de muur tot op een diepte van ongeveer 40 tot 50 cm uitgegraven wordt en een aangepaste, vochtbestendige isolatielaag geplaatst wordt (zie afbeelding 2). Dit maakt het mogelijk om de warmteverliezen tussen de binnen- en de buitenomgeving te beperken door een voldoende lange weg van de minste warmteweerstand (' 1 m).

Indien isoleren langs de buitenzijde niet mogelijk is en men teruggrijpt naar isoleren langs de binnenzijde, is de zorgvuldige behandeling van de knoop niet zo vanzelfsprekend. Aandacht is dus geboden, want een bijkomende isolatie van meer dan 6 tot 8 cm aanbrengen aan de binnenzijde heeft zoals al gezegd weinig zin wanneer de bouwknopen onbehandeld blijven.

Wanneer isoleren langs de buitenzijde niet mogelijk is, is het zeer moeilijk om de aanwezige bouwknopen thermisch zorgvuldig te behandelen. Bij een spouwmuur kan de combinatie van na-isoleren van de luchtspouw met isoleren langs de binnenzijde een interessante oplossing zijn, omdat met beide technieken verschillende koudebruggen kunnen worden weggewerkt, zoals blijkt uit afbeelding 3. Aan de vloer compenseert de isolatie van de luchtspouw vaak de afwezigheid van isolatie langs de binnenzijde. Aan de latei van de opening gaat deze redenering op in omgekeerde richting.

Bron: het artikel 'Technieken voor de energetische renovatie van muren' in WTCB-Contact 2016/1. Het is van de hand van ir. Yves Grégoire, ir. Antoine Tilmans en ing. Jörg Wijnants van de afdelingen Materialen, Energie en Technisch Advies van het WTCB. Er mag alleen verwezen worden naar het artikel zelf, te vinden op www.wtcb.be, doorklikken op WTCB-Contact onderaan op de homepage.

Nieuwsbrief

Wens je op de hoogte te blijven van inzichten, projecten, trends en evoluties in de bouwsector? Schrijf je nu in blijf up-to-date!

Bouwprojecten