Als abonnee heb je toegang tot alle artikels op BOUWKRONIEK.be

Visie

Puur technische adviseurs groeien uit tot multidisciplinaire en digitale experts

Nog niet zo lang geleden waren studiebureaus puur technische adviseurs, die verantwoordelijk waren voor de technische voorbereiding en engineering van bouwprojecten. Hun kerntaken lagen onder meer bij structuurstudies en stabiliteitsberekeningen, technische installaties, bouwfysica, energie-efficiëntie, projectcoördinatie en werfopvolging. Diverse factoren zorgden er evenwel voor dat hun rol er anno 2025 ingrijpend anders uitziet.

Foto-3-10.-AR22,-ESG-in-Action,-Shooting-interns-05-2021

We merken hoe studiebureaus uitgroeiden tot multidisciplinaire en digitale experts. In het totale bouwproject spelen ze nu een sleutelrol bij duurzame en efficiënte bouwprojecten. Evert Schouppe, Lead Design & Engineering Places bij Arcadis België, en Fabian Boucher, Director BESIX Engineering, verduidelijken hoe de taken van hun studiebureaus er heden ten dage uitzien. Daarbij merken we dat er een aantal terugkerende zaken. Zo is er de enorme impact van de digitalisering en wordt onder andere verwezen naar steeds strenger wordende energie- en milieunormen, het toenemende belang van een integrale projectbenadering, de opkomst van modulaire en circulaire bouw, de nadruk die gelegd wordt op ver doorgedreven, multidisciplinaire samenwerking en de steeds strenger wordende wetgeving en normeringen.

Wanneer we het hebben over digitalisering denken we in de eerste plaats aan het werken in BIM. Het hoeft weinig betoog dat deze Building Information Modeling de manier waarop studiebureaus samenwerken met architecten, aannemers en opdrachtgevers fundamenteel veranderde, waarbij 3D-modellering en digitale simulaties voor een betere coördinatie en foutreductie moeten zorgen. Hoezeer beïnvloedt dit de werking van uw bureau? Is de samenwerking met aannemers en architecten verbeterd en wat zijn mogelijk verdere evoluties?

Fabian Boucher: “De organisatie van het werk is grondig veranderd. We gingen van een directief model naar een collaboratief model. Dit geldt niet alleen binnen het studiebureau, maar ook veel ruimer, met alle partners. Vooral in de ontwerpfase is dit merkbaar, maar we beginnen dit ook steeds vaker te zien in de voorbereiding van de werf, evenals in de opvolging en controle ervan.”

Evert Schouppe: “Digitalisering en Building Information Modeling hebben een enorme impact op onze werking. Alle projecten worden doorgedreven in BIM gemodelleerd, waarbij verschillende tools worden gekoppeld om processen te automatiseren en de projectopvolging te verbeteren. Dankzij BIM kunnen we projecten efficiënter, transparanter en duurzamer maken. Het stelt ons in staat om in real time informatie uit te wisselen en visualisaties te gebruiken, waardoor knelpunten vroegtijdig worden geïdentificeerd en opgelost.”

“De samenwerking met aannemers, architecten en andere stakeholders werd hierdoor intensiever en beter, wat de kwaliteit van onze projecten significant verhoogt. BIM faciliteert continue informatie-uitwisseling, waardoor alle betrokken partijen altijd toegang hebben tot actuele en nauwkeurige data. Dit draagt bij aan een efficiënte uitvoering en voorkomt tijdverlies en fouten.”

Fabian Boucher: “Hier wil ik graag aan toevoegen dat je de overtuigde gebruikers vooral moet zoeken bij de ‘grote’ aannemers en de ‘grote’ architecten. Bij de kleinere bedrijven stellen we nog steeds adoptieproblemen vast. De verantwoordelijkheid over het BIM-model is een belangrijk aspect. De ontwerper moet verantwoordelijk blijven totdat het ontwerp een gevorderde maturiteit heeft bereikt. Eigenlijk moeten we stellen dat we te vaak zien dat het studiebureau van de opdrachtgever te snel de verantwoordelijkheid voor het model bij de aannemer legt, nog voor er talrijke wijzigingen zijn doorgevoerd. Dit heeft een negatieve impact op zowel het wijzigingsbeheer en de contractuele aspecten als de goede coördinatie.”

Evert Schouppe: “Bekijken we hoe een en ander evolueert, dan moet ik refereren aan het feit dat BIM hoe langer hoe meer transformeert naar Digital Twins. Deze virtuele replica’s van fysieke infrastructuur bieden niet alleen voordelen tijdens het ontwerp en de uitvoering, maar ook gedurende de volledige levenscyclus van een gebouw of infrastructuur. Digital Twins maken monitoring, onderhoud en optimalisatie mogelijk, wat de duurzaamheid en efficiëntie op lange termijn aanzienlijk vergroot.”

“Wij verwachten ook nog andere evoluties. Denk dan, bijvoorbeeld, aan de integratie van AI en Machine Learning. Voorspellende analyses en geautomatiseerde ontwerpprocessen zullen de nauwkeurigheid en snelheid van projecten verder verbeteren. Verder zullen de Digital Twins hoogstwaarschijnlijk ook verder uitbreiden. Door het koppelen van nog meer data, zoals operationele en milieugegevens, kunnen gebouwen en infrastructuur dynamisch worden beheerd en geoptimaliseerd.”

Duurzaamheid en circulair bouwen zijn aan de orde van de dag. De voorbije jaren nam het focussen op energieneutraliteit, hernieuwbare energie en CO2-reductie fors toe. Welke invloed heeft dit op jullie werking? Zijn er ook recente tendensen die heel sterk opvallen?

Evert Schouppe stelt dat duurzaamheid een holistisch concept is dat veel meer omvat dan enkel energievraagstukken: “Het is onze verantwoordelijkheid om klanten te wijzen op het bredere plaatje en hen te begeleiden bij het maken van keuzes die niet alleen toekomstbestendig, maar ook kostenbewust zijn. Onze adviezen integreren thema’s zoals comfort en welzijn, biodiversiteit, waterbeheer en klimaatbestendigheid. Het gaat niet alleen om het beperken van emissies, maar ook om het creëren van duurzame leefomgevingen die bijdragen aan het welzijn van gebruikers en de veerkracht van ecosystemen.”

“Hierbij spelen circulariteit en materiaalgebruik een centrale rol. We stimuleren het hergebruik van grondstoffen, slimme keuzes in bouwmaterialen en het verlengen van de levensduur van structuren. In onze adviezen speelt ook economische duurzaamheid een essentiële rol. Duurzaam omgaan met de toekomst betekent ook verstandig omgaan met beschikbare middelen en het kiezen van de juiste momenten om actie te ondernemen. In onze samenwerking met klanten nemen we steevast een adviserende rol in. Het is onze taak om hen te voorzien van diepgaande inzichten, gefundeerde analyses en strategische aanbevelingen.”

Fabian Boucher wijst erop hoe de aannemer bij de koolstofbijdrage van een project eigenlijk ‘slechts’ invloed heeft op de installaties die in het gebouw worden geplaatst. Het zijn vooral de materiaalleveranciers die aan de voorkant bijdragen, of het energieverbruik tijdens het gebruik van het gebouw aan de achterkant, die de grootste impact hebben: “Aannemers vergroenen hun uitrusting en het energieverbruik ervan. Maar het zijn de ontwerpers die de meeste invloed hebben op het creëren van een energiezuinig gebouw. Een slimme aannemer kan natuurlijk innovatieve en alternatieve oplossingen voorstellen die de koolstofbalans van een project verbeteren. Ik meen wel dat de regelgeving dwingender zou kunnen zijn en dat er duidelijke regels moeten worden opgelegd. Deze regels moeten dan voor iedereen toepasbaar zijn en mogen niet afhankelijk zijn van vage criteria bij de vergunningverlening.”

“Ik treed mijn collega volmondig bij dat circulariteit een belangrijk thema én een uitstekend idee is. Wel is er een groot probleem: de materialen die vrijkomen bij het ene renovatieproject komen qua volume en timing niet overeen met de behoeften van het andere renovatieproject. Dit verschil tussen vraag en aanbod kan niet eenvoudig worden opgelost via online platforms, maar vereist de beschikbaarheid van een grote voorraad herbruikbare materialen. Als je het ons vraagt, moet er een secundaire markt gecreëerd worden voor bouwmaterialen als we serieus over circulariteit willen spreken. De overheid zou hierin een rol moeten spelen op het niveau van een stad of provincie. Daarnaast moet de certificering van hergebruikte materialen worden herzien om hun opname in bestekken, die soms te rigide is, te vergemakkelijken.”

“Het komt er op neer dat we ons moeten positioneren als een vertrouwde partner en ‘thought leader’ op het vlak van duurzaamheid en circulair bouwen”, voegt Evert Schouppe hier nog aan toe. “Onze experts zijn voortdurend bezig met het volgen van ontwikkelingen, het toepassen van innovatieve oplossingen en het ondersteunen van klanten bij het navigeren door complexe vraagstukken. Of het nu gaat om het opstellen van ‘sustainability roadmaps’, het integreren van ecosystemen in ontwerpen of het optimaliseren van energieprestaties, telkens komt het er op neer dat je klanten de zekerheid van een deskundige aanpak en een duurzame impact moet bieden. Daarbij vereist duurzaamheid een collectieve inspanning.”

Nauw aansluitend aan de aspecten duurzaamheid en circulair bouwen is het inspelen op klimaatadaptatie en milieu-impact. Op welke manier hebben onze gesprekspartners te maken met waterbeheer, overstromingspreventie en groenvoorziening? Hoeveel belangrijker is dit geworden de voorbije jaren en wat is de invloed van Milieu-effectrapporten, zeker dan in de planningsfase?

Bij BESIX wijst men erop dat het ontwerp van waterbeheer niet onder de verantwoordelijkheid valt als aannemer. Dit noemt men een stedenbouwkundig vraagstuk dat op een bredere schaal door de overheid moet worden aangepakt. Wel stelt men dat het duidelijk is dat er tijdens de bouwfase inspanningen kunnen en moeten worden geleverd voor een beter watergebruik, met name voor het water dat wordt opgepompt bij grondwaterverlaging. Als er één echt circulair materiaal is, dan is het wel water.

Arcadis bevestigt hoe klimaatadaptatie de afgelopen jaren steeds belangrijker werd. De toegenomen frequentie en ernst van extreme weersomstandigheden onderstrepen de noodzaak om op een nieuwe manier met water om te gaan.

Evert Schouppe: “Bij overstromingen volstaan traditionele oplossingen zoals dijken en stuwmeren niet langer om de uitdagingen van klimaatverandering het hoofd te bieden. Daarom werken wij aan innovatieve maatregelen, zoals het herstellen van meanders in rivieren, het aanleggen van draslanden en het creëren van bufferzones, waarmee ruimte wordt teruggegeven aan water en dorpskernen beschermd worden.”

“In al onze projecten kijken we van bij de start naar de hydrologische gebiedskenmerken. Bij de infrastructuurprojecten zoeken we naar ‘out-of-the-box’ oplossingen om water ter plaatse te houden en maximaal te infiltreren. Boombunkers, waterpasserende verhardingen, grondgazon en infiltratiekommen vormen maar een bescheiden greep uit de maatregelen die we in onze ontwerpen verwerken. Milieu-effectrapporten (MER) spelen een cruciale rol in de planningsfase van dergelijke projecten. Ze helpen bij het identificeren van risico’s en het ontwerpen van oplossingen die zowel ecologisch als maatschappelijk verantwoord zijn. Door de milieu-impact al in de planningsfase grondig te onderzoeken, kan optimaal rekening worden gehouden met de voorgestelde milderende maatregelen. Dit biedt tevens de mogelijkheid om in het ontwerp voldoende ruimte te voorzien voor de implementatie van deze maatregelen.”

Nog een heet hangijzer: specialisatie en multidisciplinaire samenwerking. Het belang hiervan nam exponentieel toe, maar de vraag is welke vorm(en) dit aanneemt bij het hedendaagse studiebureau. Met andere woorden: hoe worden complexe problemen aangepakt in de praktijk?

Fabian Boucher: “Ik vermeldde het al eerder: technologie stelde ons in staat om van een directieve, ‘gesiloode’ wereld over te stappen naar een wereld van samenwerking en informatie-uitwisseling op een gemeenschappelijke basis, wat enkel voordelen zou moeten opleveren. In zekere zin zien we dit ook terug in bepaalde projecten: het aantal fouten gaat omlaag, de communicatie is beter en de opvolging wordt nauwkeuriger. Helaas heeft diezelfde technologie ons ook de indruk gegeven dat we makkelijker van mening kunnen veranderen of aanpassingen kunnen doorvoeren. En dat is de schaduwzijde van deze evolutie: variaties, een gebrek aan besluitvorming en een ‘trial and error’-aanpak.”

“Vroeger, toen we plannen met inkt tekenden, namen we de tijd om goed na te denken en te coördineren voordat we de lijn trokken, wetende dat deze niet meer gewist kon worden. De technologie redde ons van mislukte plannen door één enkele fout, maar zorgde er ook voor dat informatie voortdurend wordt herzien. Als je het mij vraagt, denk ik dat de positieve effecten van multidisciplinaire samenwerking alleen zichtbaar zullen zijn als ze niet teniet worden gedaan door de negatieve gevolgen, zoals wijzigingen of laattijdige beslissingen. Het is daarom van essentieel belang dat we een strikte discipline hanteren en de samenwerking goed organiseren. Strikte protocollen en regels vormen de sleutel tot het succes, vooral bij grote projecten. Helaas vergeet men al te vaak dat de ontwerp- en designfase zich op een kritiek pad bevindt. Dit betekent dat elke vertraging in het proces automatisch een vertraging van het hele project veroorzaakt, aangezien deze tijd niet kan worden ingehaald tijdens de bouwfase.”

Bij Arcadis wijst Evert Schouppe erop hoe er voor elk project een team op maat wordt samengesteld. Dit team is volledig afgestemd op de behoeften van de klant, elk project is dus maatwerk: “We kunnen rekenen op de uitgebreide expertise van zowel 1.000 collega’s in België als de kennis en ervaring van 36.000 collega’s wereldwijd. Of het nu gaat om tunnels, gebouwen, bodemsanering of andere complexe vraagstukken, we analyseren grondig welke experten nodig zijn om de beste oplossing te bieden.”

“Complexe projecten vergen een doorgedreven coördinatie. Om de samenwerking tussen alle specialisaties naadloos te laten verlopen kunnen we een beroep doen op een ervaren team van projectmanagers en BIM-coördinatoren. Deze beheersen de planning, wijzigingen in scope en het informatiemodel. Zij staan in nauw contact met elke discipline. Door deze multidisciplinaire aanpak garanderen we dat elk project niet alleen technisch en duurzaam, maar ook innovatief en efficiënt wordt gerealiseerd.”

Afsluitend staan we stil bij de manier waarop studiebureaus inspelen op steeds strenger wordende wetgeving en normeringen. Wat heeft er het meeste invloed op de dagelijkse werking?

Evert Schouppe: “De impact van wetgeving, die erop gericht is onze maatschappij te verduurzamen en onze omgeving veiliger te maken, is sterk afhankelijk van het project en de afdeling. Met onze expertise verdeeld over drie domeinen – infrastructuur, gebouwen en milieu – worden we bij Arcadis geconfronteerd met uiteenlopende, steeds strengere voorschriften die ons werk sturen en vormgeven. Daarom beschikken wij over een centraal team dat zich toelegt op het monitoren van alle EHS-wetgeving. Wijzigingen worden continu gerapporteerd en overzichtelijk bijgehouden in een compliance tool, die we ook beschikbaar maken voor onze klanten.”

“Binnen gebouwen ligt de nadruk op Europese en lokale regelgeving rond vergunning, uitbatingsvoorwaarden voor de ingedeelde inrichtingen, bodembescherming, asbestregelgeving, energie-efficiëntie en CO2-reductie, zoals de normen vastgelegd in de EU Green Deal. Daarnaast zijn er strikte voorschriften op het vlak van brandveiligheid, die essentieel zijn voor het ontwerpen van veilige en duurzame gebouwen. Richtlijnen zoals de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) en de EU Taxonomy, alsook de stikstofproblematiek, spelen vandaag de dag een grote rol. Deze wetgeving dwingt bedrijven om te rapporteren en duurzaamheidsmaatregelen te implementeren, terwijl we ook actief bijdragen aan oplossingen voor stikstofdepositie en biodiversiteit. Voor infrastructuur zijn er complexe regelgeving en normen gericht op het verbeteren van veiligheid, duurzaamheid en klimaatadaptatie. Denk aan richtlijnen voor duurzame mobiliteit, waterbeheer en het gebruik van circulaire materialen in de bouw van wegen, tunnels en andere infrastructuur.

Fabian Boucher: “Hier moet ik meegeven hoe de wetgeving steeds strenger wordt op het gebied van ESG-rapportage. Persoonlijk vind ik de integratie van de koolstofbalans in het ontwerp een goede zaak, al wordt dit helaas bijna niet toegepast. Dit vereist namelijk een gedeelde database op industrieniveau, die toegankelijk moet zijn voor alle actoren. In dezelfde lijn moeten deze databases worden vastgelegd binnen een Europees regelgevingskader. Maar in de praktijk zien we dat elk land, ja zelfs elke regio, enorme inspanningen levert om de eigen regels te definiëren. Dit is zonde en maakt het werk van studiebureaus onnodig complexer.”


Evolutie van de kerntaken

Studiebureaus hadden altijd al een aantal kerntaken. Denk dan, bijvoorbeeld, aan ontwerp en engineering, adviesverlening, projectopvolging, vergunningen en regelgevingen helpen opvolgen voor bedrijven,… Is er ook in deze kerntaken een evolutie zichtbaar? Met andere woorden: welke plaats nemen de kerntaken anno 2025 (nog) in binnen het bureau? Zijn er zaken waarvan het belang afgenomen/toegenomen is?

Evert Schouppe: “De traditionele kerntaken blijven essentieel binnen Arcadis. Ze vormen nog steeds de ruggengraat van onze dienstverlening, maar hun invulling evolueerde sterk door maatschappelijke ontwikkelingen, technologische vooruitgang en strengere regelgeving. Wat aan belang toenam zijn vooral duurzaamheid en circulariteit, digitalisering en het inspelen op complexe wetgeving, waarbij zeker bij dit laatste begeleiding van onze kant uit nodig is. Wat dan weer aan belang afnam zijn de traditionele, geïsoleerde benaderingen van projecten. Deze maken plaats voor geïntegreerde en multidisciplinaire werkwijzen. Waar vroeger de focus lag op afzonderlijke technische oplossingen, is er nu meer vraag naar holistische strategieën die rekening houden met ecologische, sociale en economische aspecten.”

“Ik haal meteen ook enkele nieuwe dimensies aan. Naast de klassieke kerntaken maakten nieuwe expertisegebieden hun intrede, zoals data-analyse, AI-gestuurde ontwerpen en uitgebreide ‘roadmaps’ voor duurzaamheid. We zijn niet langer enkel een technische partner, maar moeten ook een strategische adviseur zijn die klanten helpt hun ambities te realiseren en tegelijkertijd maatschappelijke waarde te creëren.”

Fabian Boucher: “Voor een goed begrip moet ik stellen dat wij een studiebureau zijn binnen een algemene aannemerij en dat onze opdrachten verschillen van die van een klassiek studiebureau. Desondanks merken we dat terwijl klanten, die van nature geen professionals zijn, met uitzondering dan van grote overheidsactoren zoals spoorweg- of waterwegmaatschappijen, steeds vaker een beroep doen op studiebureaus. Deze bureaus en hun klanten schuiven steeds meer verantwoordelijkheden en risico’s door naar de aannemers.”


Nieuwsbrief

Wens je op de hoogte te blijven van inzichten, projecten, trends en evoluties in de bouwsector? Schrijf je nu in blijf up-to-date!

Bouwprojecten