Wie Isaac Asimov heeft gelezen - een Amerikaanse professor in de biochemie, maar ook en vooral één van de meest fantastische sciencefiction auteurs - weet welke centrale plaats de ‘robotkwestie’ sedert de naoorlogse periode in de collectieve verbeelding inneemt. Het is aan hem dat we de drie grote wetten van de robotica, opgesteld in het kader van de ‘Cycle of Robots’, één van zijn grootste werken, te danken hebben:
1) Een robot kan een mens niet schaden en, passief blijvend, die mens niet aan gevaar blootstellen.
2) Een robot moet bevelen van de mensen gehoorzamen, tenzij die in strijd zijn met de Eerste Wet.
3) Een robot beschermt zijn bestaan voor zover die bescherming niet in strijd is met de Eerste of Tweede Wet.
In de boeken die deze romancyclus uitmaken, worden robots, waarvan de technologie steeds geavanceerder wordt en die er steeds menselijker uitzien, vaak veracht en zelfs gehaat door de meeste mensen, ook al stellen ze zich volledig in dienst van hen. Maar waarom zoveel haat? En waarom zouden we ons niet kunnen voorstellen dat mensen en robots hand in hand werken? Dit is precies het uitgangspunt waarop de cobotica is gebaseerd.
Machines voor interactie en samenwerking met de mens
Het neologisme ‘cobotica’ verscheen voor het eerst in 1999 en is gebaseerd op het concept van collaboratieve robotica. Deze term verwijst naar een robot die is ontworpen, gefabriceerd en gebruikt om te communiceren en samen te werken met een mens, in tegenstelling tot een conventionele robot die volledig autonoom werkt. Een cobot is niet bedoeld om onafhankelijk te werken of geprogrammeerd voor een taak die hij voor onbepaalde tijd in zijn hoekje dient te herhalen. Of hij nu in real time wordt bestuurd, vooraf is geconfigureerd of naast een mens werkt, de cobot is ontworpen om samen te werken met de operator en hem te assisteren.
Hij staat trouwens ook bekend als een ‘fysiek hulpmiddel’: hij kan een operator helpen om een last te tillen of te trekken, een beweging uit te voeren in zijn plaats of hem te begeleiden bij een taak. Er bestaan verschillende types: de zes-assige cobot met een gelede arm uitgerust met gereedschappen die in verschillende richtingen beweegt; het exoskelet dat de operator op zich draagt en dat de kracht van zijn armen of benen vertienvoudigt; of de shuttle die een lading vervoert door zelf te bewegen terwijl hij de operator volgt. Uit een studie van 2016, uitgevoerd door MIT-onderzoekers, bleek dat de samenwerking tussen mens en robot 85% productiever was dan een mens of een robot die alleen werkt.
Assistent, collega of concurrent?
De aanwezigheid van geautomatiseerde robots op de werkplek wordt steeds belangrijker, zowel in België als in de rest van de wereld.
Robotica bestaat al meer dan twintig jaar in de industrie, maar de robots bleven beperkt tot welomschreven domeinen waar ze telkens weer dezelfde opdrachten uitvoerden. Met de cobotica verdwijnt die afbakening. We stappen dus over van de robot die naast de mens werkt naar de robot die met de mens werkt: de cobot. Deze collaboratieve benadering leidt tot de onvermijdelijke komst van intelligenties die machines in staat stellen om mensen dingen te leren en hen te begeleiden. Deze cobots gaan verder dan het concept van werktuigmachines en zijn in staat om niet alleen te begrijpen wat we zeggen, maar ook wat we doen. Ten slotte evolueren ze meer en meer naar een collectieve en situationele intelligentie, die hen in staat stelt om niet alleen met een mens, maar ook met elkaar te communiceren. Dit is precies hetzelfde principe als voor het Internet of Things (IoT).
Dit vermogen om te leren, eerst van de mens en dan van andere machines, zou de cobot in staat kunnen stellen tot een bijna totale autonomie, waar interactie met de mens niet meer echt nodig zal zijn. Vandaar de grote existentiële vraag: zal er nog sprake zijn van collaboratieve robotica of zal de cobot de mens vervangen?
Verwar intelligentie niet met rekenkracht
In zijn jongste boek (The Globotics Upheaval: Globalization, Robotics and the Future of Work) wijst Richard Baldwin, hoogleraar internationale economie aan het Institut de hautes études internationales et du développement in Genève, erop dat robots tegen de grenzen van de kunstmatige intelligentie aanlopen en weerlegt hij het geloof in een mogelijke verschuiving naar de wereld waarin robots net zo intelligent zouden zijn als mensen, wat het bewijs zou zijn van een reductionistische opvatting van intelligentie, beperkt tot rekenkracht. “Bovendien zal de behoefte aan sociale cognitie functies beschermen die empathie, interpersoonlijke relaties, face-to-face interactie, leiderschap, motivering, zorgverlening, het maken van ethische keuzes enz. vereisen.”
Volgens hem zullen cobots bepaalde categorieën van dienstverleners verdringen, “ze zullen hooggekwalificeerde specialisten bijstaan en hun concurrentievermogen vergroten, maar ze zullen zelden alleen optreden of hele beroepen vervangen, net zoals de tractor de boer niet heeft verdrongen”.
Dat neemt niet weg dat, met de opkomst van de cobot, bepaalde beroepen in de industriële productie niet zullen verdwijnen, maar wel ingrijpende veranderingen zullen ondergaan.
Snelgroeiende markt
Coboticatoepassingen ontwikkelen zich in allerhande sectoren: luchtvaart, automobielindustrie, agrovoeding, scheepsbouw, defensie en gezondheid. Deze markt, die nog steeds in opkomst is, is de afgelopen jaren sterk gegroeid. Hoewel collaboratieve robots nog maar een heel klein deel van de industriële robots vertegenwoordigen (minder dan 2%), blijft hun verkoop stijgen. In 2017 werden weredlwijd 9.000 collaboratieve robots verkocht (+80% ten opzichte van 2016). En in 2023 zal de coboticamarkt, volgens BIS Research, wellicht groeien van 284 miljoen dollar tot meer dan 5 miljard dollar.